30 maart 2012
Vierentwintig jaar geleden overleed mijn moeder aan de gevolgen van een verkeersongeval. In de periode erna, waarin mijn hele bestaan als door een aardbeving uiteen trilde, voelde ik golven van rouw en verdriet door me heen komen. Ik durfde ze niet toe te laten, bang dat ik het niet aan zou kunnen, en de mensen me raar zouden vinden. Daardoor duurde het een lange tijd voordat ik haar dood had verwerkt.
Als je te maken krijgt met afscheid en rouw, vraagt het alles van je om aanwezig te blijven bij wat zich aandient. Al je vluchtneigingen kunnen de kop opsteken. In dit proces zit een belangrijke mogelijkheid om te veranderen, om te leren om je op een diep nivo over te geven aan datgene waar je geen controle over hebt, waarin jouw wil niet geschiedde….
In september 2011 kreeg mijn man een ongeluk en verminkte daarbij zijn hand op een ernstige manier. Weer sidderde die schok door mijn bestaan, gelukkig leefde hij nog, maar de golven van verdriet, ontreddering en rouw dienden zich opnieuw aan. Zo zag ik als eerste de hand na een paar dagen, ik keek naar die afschuwelijke verminking, zo definitief en onnatuurlijk. Paniek kwam bij me omhoog, maar ik wist dat het belangrijk was dat ik tot me door liet dringen wat ik zag. Daarbij kwam er een golf van verdriet vanuit m’n tenen omhoog door mijn lichaam. Er was een diep besef dat deze golf een uitweg zocht, dat ik niet net als 24 jaar geleden wilde verharden. Ik zocht een plek in de buitenlucht en liet het komen, golven van pijn, verdriet, boosheid, alles tegelijk. Ik schreeuwde en huilde en mijn lichaam bewoog als vanzelf mee van voor naar achter. Daarna kwam er een enorme rust over me en ging mijn hart open voor mijn man en zijn hand. Ik kon er weer voor hem zijn zonder dat het me moeite kostte.